Mijnbouw en oliewinning
Tilt Cove, mei 2004.
Mijnbouw is een voorname economische activiteit in Newfoundland en Labrador. De belangrijkste delfstof is ijzererts. In mindere mate wordt ook nog zilver, goud, lood, koper en zink gedolven. De grootste mijnen vanLabrador zijn de ijzerertsmijnen bij Wabush/Labrador City en de nikkelmijn bij Voisey’s Bay. Op Newfoundland begon men rond 1890 op Bell Island met ijzerwinning, maar die mijnen werden in 1966 gesloten. Een nieuwe mijn bij Duck Pond (30 kilometer ten zuiden van de inmiddels gesloten mijn bij Buchans) is in 2007 begonnen met de productie van koper, zink, zilver en goud.
De laatste jaren is de olieproductie vanaf offshore olie platforms flink toegenomen. In 1979 werd in de Grand Banks, ongeveer 310 km uit de kust van Newfoundland, het olieveld Hibernia ontdekt – de eerste grote olievondst in Canadese wateren. In 1997 is men bij Hibernia begonnen met oliewinning vanaf een platform. Een tweede platform, bij het Terra Nova olieveld, werd in 2001 in gebruik genomen. En een derde platform is sinds 2007 productief in het White Rose olieveld.
Tilt Cove, mei 2004.
Toen rond 1813 de nederzetting Tilt Cove ontstond, was het een kleine vissersgemeenschap met ongeveer 25 inwoners. In 1857 ontdekte men grote voorraden kopererts en in 1864 begon men met mijnbouwwerkzaamheden. In 1916 woonden er maar liefst 1500 mensen. In 1892 beschreef het nieuwsblad 'Newfoundland Colonist' Tilt Cove als 'the leading town in Notre Dame Bay, with the sides, top and bottom of the mines being one solid mass of copper'. In 1920 werden de mijnen gesloten en liep de bevolking terug tot ongeveer 100 en bleef op dat niveau tot 1957, toen de mijnen opnieuw open gingen en Tilt Cove een wederopleving onderging. In 1967 gingen de mijnen definitief dicht en vandaag de dag leven er nog ongeveer 8 families in Tilt Cove.