Sandyville in vroeger dagen
Sandyville, mei 2004
Sandyville vormt samen met Hermitage een kleine gemeenschap aan de zuidkust van Newfoundland, een gebied dat ook wel de Coast of Bays wordt genoemd. Om er te komen verlaat je bij Bishop's Falls de Trans Canada Highway en volg je eerst Route 360 (Coast of Bays Passage) en daarna Route 364. De eerste 130 kilometer rijd je door pure wildernis. Er zijn geen winkels, huizen, benzinepompen of telefooncellen. Wat je wel ziet is natuur, heel veel natuur, en de kans op een ontmoeting met een caribou, of ander wild, is dan ook erg groot.
De weg naar de Coast of Bays
De route naar Sandyville voert door een voornamelijk met naaldbos begroeid landschap en brengt je over granieten heuvels naar de spectaculaire zuidkust met zijn vele fjorden. Via Route 364 komen we in Hermitage. Hier vandaan kun je per boot naar de geďsoleerde gemeenschappen Gaultois en McCallum, een uitstapje dat we voor morgen op het programma zetten. We gaan op zoek naar een mooie plek voor onze camper en omdat we die in Hermitage niet kunnen vinden, rijden we door naar het aan de andere kant van de heuvel liggende Sandyville.
Als we de heuvel over zijn, krijgen we een fraai panorama op Sandyville, dat gelegen is aan een in een punt uitlopende zandplaat in een van de vele fjorden die de zuidkust rijk is. Over dit ongeveer 200 meter lange schiereiland loopt een gravelweg met een tiental 'stages' aan de ene kant en een grote grasvlakte aan de andere zijde. We rijden rechtdoor de gravelweg op tot we niet meer verder kunnen. En we willen ook niet verder, want het loopt tegen het eind van de middag, we hebben een prachtig uitzicht op zee, én de camper staat zo waterpas als maar kan. Dus zetten we de motor af en besluiten hier één nacht te blijven staan.
De volgende ochtend ben ik vroeg wakker en nog voor zevenen verlaat ik de camper om wat foto's van de omgeving te maken. Het is met maar enkele graden boven nul nog bitterkoud, maar de eerste zonnestralen die vanachter de heuvels Sandyville bereiken, laten voelen dat deze kou slechts van tijdelijke aard zal zijn.
Terwijl ik daar in alle stilte rondslenter en de constructie van een oude, bijna in elkaar gezakte steiger bekijk, komt er vanuit het dorp een wat oudere man met een hond aanlopen. Wanneer hij me ziet, komt hij naar me toe en zegt dat die steiger meer dan honderd jaar oud is en nu niet meer gebruikt wordt.
Nadat we het even over het weer gehad hebben en we beiden geconcludeerd hebben dat het een prachtige voorjaarsdag belooft te gaan worden, vraagt hij me, wijzend naar de camper: "That must be your van, isn't it?", waarop ik bevestigend antwoord. Na te hebben geďnformeerd of onze camper wel van alle gemakken is voorzien, komt de onvermijdelijke vraag: "So, where are you guys travelling from?"
"From the Netherlands."
"Oh, you're a long way from home then. Is it your first time in Newfoundland?"
"No Sir, this is our fifth visit to the Rock."
"Well, you must like it here."
"We certainly do. We come back every year."
"Oh, really? And where on Newfoundland have you been thus far?"
Ik vertel hem waar we de afgelopen jaren zoal geweest zijn, waarop hij antwoordt: "Well, you have seen more of the island than most of the Newfoundlanders did. But you've never been to this place before?" Na hem te hebben verteld dat dit inderdaad zo is, maar dat we erg blij zijn dat we de lange reis naar de zuidkust gemaakt hebben, omdat we het hier bijzonder mooi vinden, vraag ik hem of hij hier oorspronkelijk vandaan komt. Hij vertelt dat hij hier geboren en getogen is en zijn hele leven lang gevist heeft, maar nu met pensioen is.
Na enige tijd in gedachten verzonken over het water te hebben getuurd, pakt hij me plotseling bij de arm en wijst naar een vrij nieuw huis in de verte. "Zie je dat huis daar? Op die plek heb ik vroeger gewoond. Je kunt de funderingen nog zien. En daar op het strand, daar speelde ik vroeger met de andere kinderen. Tja," zegt hij peinzend, "dat was die goeie ouwe tijd. We hadden toen nog alles. Er was genoeg vis, iedereen had werk." Wat volgt is een lange monoloog, waarin hij me het leven in Sandyville in vroeger dagen schetst.
Vroeger - en we spreken dan over halverwege de vorige eeuw - was het een en al bedrijvigheid in Sandyville. De zee was nog niet leeggevist en van de kabeljauwvangst kon de gehele gemeenschap goed leven. De visserij was toen nog een familie-aangelegenheid. De mannen gingen met kleine bootjes de zee op en brachten de vis aan land, waarna het hele gezin hielp met de verwerking ervan.
Men woonde in die tijd niet op de plek waar nu het dorp gesitueerd is, maar op de grote grasvlakte. Nu staan er nog maar een paar huizen, maar dat was ruim zestig jaar geleden heel anders. Toen woonden er tientallen families. En elk gezin had naast het huis haar eigen groententuintje, waarin ze voor eigen gebruik aardappelen en groente (voornamelijk turnip) verbouwde. Om de grond tegen uitdroging te beschermen, bedekte men het met zeewier, dat op het strand ruim voorradig was. Kortom, in Sandyville was alles wat men nodig had om van te kunnen leven. Er was werk en eten voor iedereen. Maar dat was toen de vis er nog was.
De man uit Sandyville zwijgt en tuurt met vochtige ogen over de zee. "Tja, de vis ...", zegt hij na enige tijd. "Toen die er nog was, was alles nog goed hier. Maar dat is nu allemaal voorbij; de vis is verdwenen." Ik vraag hem of hij denkt dat er nog enige kans op herstel van de vispopulatie is, maar hij ziet het somber in. Ik vertel dat we dagelijks op de autoradio de politieke discussie volgen over welke vistechnieken nu wel of niet toegepast mogen worden, maar met een wegwerpgebaar maakt hij me duidelijk dat men van de politici niet veel hoeft te verwachten. "Alle beslissingen over de visserij rond Newfoundland worden genomen in Ottawa (waar de regering zetelt), en dan ook vaak nog door mensen die nog nooit een vissersboot in het echt gezien hebben", zegt hij.
Op de vraag hoeveel mensen er tegenwoordig in Sandyville wonen, zegt hij dat er nu nog zo'n zestig gezinnen leven, maar dat er nagenoeg geen kinderen meer wonen, omdat die voor hun studie zijn weggetrokken naar de grote steden of zelfs naar het Canadese vasteland. En aangezien er in Sandyville geen werk voor ze zal zijn, is het uiterst twijfelachtig of ze ooit nog zullen terugkeren naar de plek waar ze geboren en opgegroeid zijn. Dat betekent dus dat het aantal inwoners van Sandyville in de toekomst alleen maar zal afnemen en - tenzij er een wonder gebeurt - het lot van dit kleine vissersdorpje zal zijn, dat het over een tiental jaar letterlijk en figuurlijk van de kaart zal zijn verdwenen. Een triest vooruitzicht.
Zowel de man als ik kijken enige tijd somber voor ons uit, alsof we in gedachten een oplossing proberen te vinden om dit tij te keren. De hond, onwetend van dit alles, heeft al die tijd over het gras en op het strand achter vogels aan lopen rennen en voegt zich nu hijgend bij zijn baas.
Na een diepe zucht zegt hij: "Anyway, it was nice talking to you. By the way, my name is Wells". Nadat hij me een hand heeft gegeven, informeert hij naar onze plannen voor vandaag. Ik vertel hem van ons voornemen om per boot naar Gaultois te gaan en dat we daarna waarschijnlijk nog wat andere plaatsjes aan de zuidkust willen gaan bekijken. Dan nemen we afscheid van elkaar en voeg ik me weer bij mijn echtgenote in de camper.
Die dag gaan we volgens plan naar Hermitage en nemen daar de boot naar Gaultois. In Gaultois hebben we een goed uur om er rond te kijken, alvorens we weer terugvaren. Tijdens de terugvaart informeren we bij de schipper of het mogelijk is om vandaag ook nog naar McCallum te varen. Dat blijkt inderdaad het geval, zodat we 's middags een bliksembezoek aan McCallum brengen en pas aan het eind van de middag weer in Hermitage voet aan wal zetten. We besluiten terug te keren naar Sandyville om daar een tweede nacht te verblijven.
De volgende dag ben ik wederom vroeg uit de veren en vang ik lopend op het strand de eerste zonnestralen op. Dit keer zie ik eerst de hond en vervolgens pas Mr. Wells, die me vriendelijk begroet en even later zijn we weer druk met elkaar in gesprek en neemt Mr. Wells me weer mee terug naar die goeie, ouwe tijd.
Ik zeg hem dat hij zó beeldend over Sandyville in vroeger tijden kan vertellen, dat ik me een goed beeld kan vormen van hoe deze gemeenschap er halverwege de vorige eeuw uitgezien moet hebben. Hij zou er eigenlijk een boek over moeten schrijven, maar die suggestie wuift hij weg. Dat is niets voor hem, dat moeten anderen maar doen. Maar wanneer ik informeer of er ook inderdaad mensen zijn die de geschiedenis van Sandyville in woord en beeld hebben vastgelegd, zegt Mr. Wells dat hij ze niet kent, wat dus eigenlijk betekent dat ze er ook daadwerkelijk niet zijn. Hij kan zich ook niet herinneren ooit oude foto's van Sandyville te hebben gezien.
Wanneer we ons rondje over het strand bijna voltooid hebben, zeg ik dat we vandaag echt vertrekken uit Sandyville, maar dat we op een van onze eerstvolgende reizen naar Newfoundland zeker zullen terugkeren naar deze fantastische plek. We nemen dan ook geen afscheid van elkaar door "Goodbye" te zeggen, maar met een welgemeend "See you later" en een ferme handdruk gaan we ieder ons weegs.
Sandyville